Este es el diccionario básico de holandés que te permitirá defenderte en tus viajes a Holanda o al realizar cursos de holandés en Holanda:
EXPRESIONES BÁSICAS:
sí: ja
no: nee
hola: hallo, hoi, goedendag, dag, hi
adiós: dag
por favor: alstublieft (cortés), alsjeblief (casual)
buenos días: goede morgen
buenas noches: goede avond
mañana: morgen
tarde: middag
noche: nacht
gracias: dank u
de nada: graag gedaan
disculpe: begenadigen
bien: goed, uitstekend
silencio: stilte
marrón: bruin
azul: blauw
negro: zwart
verde: groen
blanco: wit
amarillo: geel
rojo: rood
plata: zilver
oro: goud
martes: dinsdag
miércoles: woensdag
jueves: donderdag
viernes: vrijdag
sábado: zaterdag
domingo: zondag
país: land
frontera: grens
ciudad: stad
norte: noorden
sur: zuiden
este: oosten
oeste: westen
España: Spanje
México: Mexico
español: spanjaard, spaanse
nacionalidad: nationaliteit, staatsburgerschap
farmacia: farmacie
banco: bank
librería: boekwinkel
tienda: winkel
iglesia: kerk
museo: museum
comisaría: politiebureau
oficina de Correos: postkantoor
centro comercial: winkelcentrum
hospital: ziekenhuis
piscina: zwembad
playa: strand
estadio: stadion
cajero automático: geldautomaat
precio: prijs
supermercado: supermarkt
mercado: markt
cambio de moneda: wisselkantoor
tarjeta de crédito: credietkaart
caro: waard, duur
abierto: open, geopend
cerrado: gesloten
señor: edelman
señora: mevrouw
no: nee
hola: hallo, hoi, goedendag, dag, hi
adiós: dag
por favor: alstublieft (cortés), alsjeblief (casual)
buenos días: goede morgen
buenas noches: goede avond
mañana: morgen
tarde: middag
noche: nacht
gracias: dank u
de nada: graag gedaan
disculpe: begenadigen
bien: goed, uitstekend
silencio: stilte
marrón: bruin
azul: blauw
negro: zwart
verde: groen
blanco: wit
amarillo: geel
rojo: rood
plata: zilver
oro: goud
martes: dinsdag
miércoles: woensdag
jueves: donderdag
viernes: vrijdag
sábado: zaterdag
domingo: zondag
país: land
frontera: grens
ciudad: stad
norte: noorden
sur: zuiden
este: oosten
oeste: westen
España: Spanje
México: Mexico
español: spanjaard, spaanse
nacionalidad: nationaliteit, staatsburgerschap
farmacia: farmacie
banco: bank
librería: boekwinkel
tienda: winkel
iglesia: kerk
museo: museum
comisaría: politiebureau
oficina de Correos: postkantoor
centro comercial: winkelcentrum
hospital: ziekenhuis
piscina: zwembad
playa: strand
estadio: stadion
cajero automático: geldautomaat
precio: prijs
supermercado: supermarkt
mercado: markt
cambio de moneda: wisselkantoor
tarjeta de crédito: credietkaart
caro: waard, duur
abierto: open, geopend
cerrado: gesloten
señor: edelman
señora: mevrouw
FRASES ÚTILES:
¿cómo estás?: hoe gaat het met u?
me gustaría… : ik zou graag …
con mucho gusto: leuk je te zien!
estoy bien: het gaat goed met me
encantado: graag
¿cuánto cuesta?: Hoeveel kost dit?
no me importa: het kan me niet schelen
es caro/barato: hhet is te duur/goedkoop
no sé: ik weet niet
¿puede repetirme?: wat (zei u)?
¿puedo ayudarle?: wat heeft u nodig?
¡socorro!: help!
¿habla español?: spreekt u Spaans?
¿dónde está?: waar is?
no hablo holandés: ik spreek green Nederlands
me gustaría… : ik zou graag …
con mucho gusto: leuk je te zien!
estoy bien: het gaat goed met me
encantado: graag
¿cuánto cuesta?: Hoeveel kost dit?
no me importa: het kan me niet schelen
es caro/barato: hhet is te duur/goedkoop
no sé: ik weet niet
¿puede repetirme?: wat (zei u)?
¿puedo ayudarle?: wat heeft u nodig?
¡socorro!: help!
¿habla español?: spreekt u Spaans?
¿dónde está?: waar is?
no hablo holandés: ik spreek green Nederlands
EN EL HOTEL:
hotel: hotel
reserva: reservering
agencia de viajes: reisbureau
tarifas: tarief
precio: prijs
suplemento: toevoegsel
televisión: televisie
teléfono: telefoon
habitación: kamer
doble: dubbel
triple: drievoudig
matrimonio: huwelijk
llave: sleutel
baño: toilet
cama: bed
ascensor: lift
manta: dek, deken
vacaciones: vakantie
almohada: hoofdkussen
sábana: laken
reserva: reservering
agencia de viajes: reisbureau
tarifas: tarief
precio: prijs
suplemento: toevoegsel
televisión: televisie
teléfono: telefoon
habitación: kamer
doble: dubbel
triple: drievoudig
matrimonio: huwelijk
llave: sleutel
baño: toilet
cama: bed
ascensor: lift
manta: dek, deken
vacaciones: vakantie
almohada: hoofdkussen
sábana: laken
TRANSPORTES:
un viaje: een reis
izquierda: links
derecha: rechts
subir: optrekken
bajar: neerlaten
ir: lopen
conducir: besturen
parar: eindigen
salir: laten
aparcamiento: parkeerterrein
llanta: velg
cinturón de seguridad: autogordel
gasolina: benzine
grúa: hijskraan, kraan
rueda: wiel
remolque: aanhangwagen
chófer: chauffeur
nieve: sneeuw
estación: station
hielo: ijs
aeropuerto: luchthaven
gasolinera: benzinestation
izquierda: links
derecha: rechts
subir: optrekken
bajar: neerlaten
ir: lopen
conducir: besturen
parar: eindigen
salir: laten
aparcamiento: parkeerterrein
llanta: velg
cinturón de seguridad: autogordel
gasolina: benzine
grúa: hijskraan, kraan
rueda: wiel
remolque: aanhangwagen
chófer: chauffeur
nieve: sneeuw
estación: station
hielo: ijs
aeropuerto: luchthaven
gasolinera: benzinestation
EN EL RESTAURANTE:
restaurante: restaurant
comedor: eetkamer
mesa: tafel
desayuno: ontbijt
almuerzo: lunch
cena: diner, avondmaaltijd
camarero: kelner, ober
vaso / taza: glas / kop
cuchara: lepel
cuchillo: mes
tenedor: vork
plato: bord
bandeja: presenteerblad
sopa: soep
carne: vlees
vaca: koe
ternera: rundvlees
cerdo: varkensvlees
cordero: lamsvlees, lammetje
buey: os
pato: eend
pollo: kip
conejo: konijn
pescado: vis
salmón: zalm
trucha: forel
aceite: olie
vinagre: edik
azúcar: suiker
sal: zout
pimienta: peperen
ajo: knoflook
huevo: ei
patata: aardappel
tomate: tomaat
queso: kaas
postre: toetje
chocolate: chocola, chocolade
fruta: vrucht
zumo de naranja: sinaasappelsap
naranja: sinaasappel
manzana: appel
ciruela: pruim
melón: meloen
pera: peer
plátano: banaan
sandía: watermeloen
helado: roomijs
repostería: gebak
tarta: taart
pan: brood
tostada: tosti
mantequilla: boter
bebida: drankje
agua: water
cerveza: bier
vino: wijn
hielo: ijs
leche: melk
té: thee
café: koffie
cuenta: rekening
comedor: eetkamer
mesa: tafel
desayuno: ontbijt
almuerzo: lunch
cena: diner, avondmaaltijd
camarero: kelner, ober
vaso / taza: glas / kop
cuchara: lepel
cuchillo: mes
tenedor: vork
plato: bord
bandeja: presenteerblad
sopa: soep
carne: vlees
vaca: koe
ternera: rundvlees
cerdo: varkensvlees
cordero: lamsvlees, lammetje
buey: os
pato: eend
pollo: kip
conejo: konijn
pescado: vis
salmón: zalm
trucha: forel
aceite: olie
vinagre: edik
azúcar: suiker
sal: zout
pimienta: peperen
ajo: knoflook
huevo: ei
patata: aardappel
tomate: tomaat
queso: kaas
postre: toetje
chocolate: chocola, chocolade
fruta: vrucht
zumo de naranja: sinaasappelsap
naranja: sinaasappel
manzana: appel
ciruela: pruim
melón: meloen
pera: peer
plátano: banaan
sandía: watermeloen
helado: roomijs
repostería: gebak
tarta: taart
pan: brood
tostada: tosti
mantequilla: boter
bebida: drankje
agua: water
cerveza: bier
vino: wijn
hielo: ijs
leche: melk
té: thee
café: koffie
cuenta: rekening
NÚMEROS:
1: een
2: twee
3: drie
4: vier
5: vijf
6: zes
7: zeven
8: acht
9: negen
10: tien
11: elf
12: twaalf
13: dertien
14: veertien
15: vijftien
16: zestien
17: zeventien
18: achttien
19: negentien
20: twintig
30: dertig
40: veertig
50: vijftig
60: zestig
70: zeventig
80: tachtig
90: negentig
100: honderd
1.000: duizend
1.000.000: miljoen
2: twee
3: drie
4: vier
5: vijf
6: zes
7: zeven
8: acht
9: negen
10: tien
11: elf
12: twaalf
13: dertien
14: veertien
15: vijftien
16: zestien
17: zeventien
18: achttien
19: negentien
20: twintig
30: dertig
40: veertig
50: vijftig
60: zestig
70: zeventig
80: tachtig
90: negentig
100: honderd
1.000: duizend
1.000.000: miljoen